De scenografie voor ‘Ravage. Kunst en cultuur in tijden van conflict’ is niet afwezig of neutraal: de sterke ruimtelijkheid en vormelijke kwaliteiten van gebouwdelen, achtergelaten na verwoestingen, contrasteren ten aanzien van de witte doos van het museum. Soms dreigende volumes, sterk afstekend tegen de achtergrond, soms elementen verwijzend naar het poëtische van een ruïne. Deze bruskering is bewust unheimlich en gewrongen in het museum, waardoor er een dreiging en sterk enigma van uitgaat. De tijdelijke tentoonstelling krijgt een eigen identiteit, ze verwordt een subruimte in museum M. Opeenvolgende vista’s op het traject bepalen plaats en vorm van de gebouwdelen. Een gecontroleerde dosering ervan langsheen het traject creëert een opeenvolging van compressie en decompressie: soms overheerst zwart, soms overheerst wit; soms opgespannen en kleine ruimtes, soms open en ruime zalen. Deze afwisseling zorgt voor een museumervaring die een welbepaalde indruk nalaat. Een bezoek aan een tentoonstelling met een blijvende herinnering.
Ruimtelijke verwarring tussen gangruimte en tentoonstellingszaal wordt gecorrigeerd door nieuwe ingesnoerde portieken met ingedrukte lijst
Er vinden manipulaties van ruimtes plaats ten dienste van het getoonde werk
De scenografische ingrepen staan als stoere stukken opgespannen in het museum
De scenografische ingrepen staan als stoere stukken opgespannen in het museum
De scenografische ingrepen staan als stoere stukken opgespannen in het museum
Een centraal volume waarin kleine werken worden getoond verdeelt de grote zaal in deelruimtes
Zwart geblakerde multiplex volumes met gepekte dagkanten
De symmetrische structuur van de tentoonstellingszaal is abrupt afgesneden door een permanente voorzetwand. Voor deze tentoonstelling werd de structuur door middel van witte multiplex penanten, als opgezette protheses, afleesbaar hersteld
Het werk van Sven Augustijnen nestelt zich in de tijdelijke conditie van het museum
De scenografie tast bewust de grens af tussen tentoonstellingsontwerp, architectuur en een nieuwe (tijdelijk) gebouwde werkelijkheid
De scenografie tast bewust de grens af tussen tentoonstellingsontwerp, architectuur en een nieuwe (tijdelijk) gebouwde werkelijkheid
De scenografie tast bewust de grens af tussen tentoonstellingsontwerp, architectuur en een nieuwe (tijdelijk) gebouwde werkelijkheid
De scenografie tast bewust de grens af tussen tentoonstellingsontwerp, architectuur en een nieuwe (tijdelijk) gebouwde werkelijkheid
Een kamer voor het werk van Emily Jacir
Deze bewuste bruskering is soms bewust gewrongen in het bestaande museum, waardoor er een gepaste mate van dreiging en sterk enigma uitgaat van de tentoonstellingscontext. Deze berust zich niet op complexe of radicale vormen, maar in tegenstelling op eerder klassieke typologieën. Steeds terugkerend is de dikte van ‘gebouwdelen’ in de tentoonstelling. Er is een herinnering aan massieve bouwsels die verwoest verbeeld staan, maar steeds met voldoende abstractie. Het verwijzen naar de steunbeer, de penant, het gestructureerde plafond, de portiek,… is terugkerend. Elke verdere tectonische verfijning wordt geweerd en er vindt een doorgedreven abstractie plaats. Voor de ene bezoeker legt er zich een betekenislaag bloot, voor de andere blijft het gereduceerd tot een andere gebouwde werkelijkheid en is de verwijzing naar gebouwdelen er niet.
Opdrachtgever: AG Museum Leuven, Curatoren: Eline Van Assche en Ronald Van de Sompel, Uitvoering: CMVD Christoph Maria Van Damme i.s.m. AG Museum Leuven, Grafische vormgeving: Sara De Bondt studio, Fotografie: Filip Dujardin