Pension Van Schoonhoven
Antwerpen, 2014
Het bouwblok waarbinnen de opdracht zich afspeelt is bijzonder. In de nogal ruime contour ervan staat het grote volume van de Heilig Hartkerk opgespannen tussen tuinmuren en gebouwd volume aan de randen. De kerk wordt mooi ontsloten aan haar voorgevel door een goede verbreding in de Lange Beeldekensstraat. Aan de andere kant van het bouwblok trekt een klein maar opvallend poortgebouwtje in de Dambruggestraat de aandacht. Doordat er in de buik van het bouwblok nog een grote loods verscholen zit, biedt een toekomstig verdwijnen ervan veel potentie.
De visie op het bouwblok wil daarom blootleggen wat kan. Het plan is een voorstelling van waar nu op ingezet moet worden om dit in de toekomst mogelijk te maken. De belangrijke opdracht voor het Pension Van Schoonhoven is het aan te wenden moment om de ‘stedenbouwkundige casco’ doeltreffend verder klaar te maken en voor te bereiden op een optimaal plan voor het bouwblok en de nabije omgeving. Als de ingreep voor het Pension een accuraat antwoord kan geven op de huidige (nood)vraag, maar met dezelfde gebouwstructuur ook een groter en toekomstig stedenbouwkundig belang dienen, moeten we eenzelfde bouwkost daarvoor meteen inzetten.
De stationsbuurt gonst van stedelijkheid en kent weinig collectief groen. De buurt heeft tegelijk een woonstructuur met weinig private tuinen. Dit bouwblok heeft de mogelijkheid om op termijn een groen hof aan te bieden aan de omliggende bewoners en de buurt. De mate van collectiviteit en doorwaadbaarheid kunnen hierbij evolueren in de tijd. Het optimaal plan stelt een publiek hof voor dat door middel van kenmerkende passagebouwen en de kerk toegankelijk wordt gemaakt. De grillige kerkwand vormt zo een bijzondere decorwand in een groene tuin. Waar de loods verdwijnt stellen we voor dat de woningen die nu geen tuin hebben een private buitenruimte kunnen verwerven. Als elke bewoner van het bouwblok ook de kans krijgt om een directe verbinding te maken met het collectief hof, is een goed gebruik meteen denkbaar. In een volgende fase zou het volledig publiek en doorwaadbaar maken kunnen worden gepland. Voorbeelden als Hackesche Höfe in Berlijn, Fünf Höfe in München en Pocket Parks in New York, telkens in drukke stedelijke contexten, tonen goed aan hoe men in zulke tuinen even kan ontsnappen aan de snelheid van de straat.
Het programma ‘huist’ in de gebouwen als een dakloze in het pension. Het komt en zal ook ooit gaan. Het onderdak dat we aan het programma verlenen wil op maat zijn en zich tegelijk klaar zetten voor evoluties op lange termijn.












De publieke functies bevinden zich in de plint terwijl de woongedeeltes de verschillende verdiepingen bevolken. Het inloopcentrum en kantoren strekken zich uit over twee niveau’s in de rechtervleugel van het gebouw. Berging en wasruimte werden eronder gesitueerd. Deze ruimte is rechtstreeks vanaf de straat toegankelijk, maar ook vanuit de tuin kunnen bezoekers deze ruimte betreden. De toegang geeft uit in een zone met onthaal en gespreksruimtes. Centraal biedt een vide met open trap een overzicht op de activiteit in de zaal. Boven en beneden kunnen zo zones ontstaan met een verschillende activiteitsgraad. Achteraan staat deze ruimte in een rechtstreekse verbinding met de tuin. Een loggia verzacht de overgang tussen binnen en buiten. Ernaast werd een gelijkaardige ruimte, die ook als rookruimte dienst doet, ingericht als wintertuin. In de kelder werden sanitairen, wasruimtes en lockerruimtes voorzien. De hoofdtrap ontsluit dit niveau, echter zonder dat deze in verbinding staat met de circulatie van de bewoners.
In het middendeel heeft de dispatch een overzicht over de verschillende onderdelen van het pension. Ze hebben contact met de straat en de binnenkomende bewoners, en staan in rechtstreekse verbinding met de wachtzaal. Daarnaast hebben ze zicht op wie in de linkervleugel de eetruimte voor bewoners en personeel betreedt.
Vanuit dit centraal onthaal kan rechtstreeks de traphal of (barncard-) lift gebruikt worden. Op de eerste verdieping ontsluit deze circulatie een eerste reeks kamers, en vormt tegelijkertijd de vluchtweg voor de eerste verdieping van het inloopcentrum. De tweede verdieping bevat een gelijkaardig plan, zij het uitgestrekt over een volledige verdieping. Voor de verblijfsruimtes werd gestreefd naar een gebouw zonder gangen wat in een bijzondere planfiguur resulteert. Dagruimtes worden aan elkaar geregen, soms ingesnoerd en omsloten, soms weer open en in contact met de gevel. Een verblijfsruimte werd steeds uitgerust met een klein sanitiar. Het terras dat tevens dienst doet als rookruimte, laat ook veel licht en zicht toe in het inpandig salon. Specifieke vormen en materialen bepalen het karakter van de plaats. Het werken met een kolomstructuur met invulwanden laat een vrijere positie of vorm van deze wanden toe. In contrast hiermee staan de kamers, die omwille van hun beperkte oppervlakte en gebruik generiek worden. Zij volgen wel de rationele indeling van het gebouw, al hebben de tussenwanden op termijn dezelfde flexibiliteit als deze van de dagruimtes. Ook binnen het plan ontstaat flexibiliteit. De schakeling van kamers rond een gemeenschappelijke ruimte met sanitair laat toe om zo’n unit voor een of meedere gezinnen te gebruiken, zonder dat hiervoor moet verbouwd worden.
Het dakverdiep vormt een beschermde locatie die zonder andere programmadelen te doorkruisen kan bereikt worden. Hier werden de gezinnen ondergebracht. Deze woningen hebben steeds eigen terrassen en werden aan een centrale overdekte buitencirculatie geschakeld. Daklichten maken van deze plek beschermde speelruimtes voor de kleinsten.
Opdrachtgever: OCMW Antwerpen en AG Vespa