Het volume toont zich aan elke zijde als een symmetrische figuur, gesloten op de koppen en open in het midden. Geen enkele gevel is dominant ten aanzien van de andere. Elke gevel gaat op zijn eigen manier een relatie aan met de voorliggende ruimte, soms verhullend, soms net etalerend, soms iets er tussenin. Het gebouw refereert aan de monumentaliteit van Ledoux, maar laat zich tegelijkertijd aantasten waar het programma dit vereist. Zo ontstaan deelcomposities die een eigen verhaal vertellen: een huiselijke gevel aan het kantoor, een utilitaire aantasting voor het hoogspanningslokaal. De basis van het gebouw is echter generiek opgevat, het volume reageert op de context en probeert zich hierin juist te positioneren. Een massieve structuur legt de buitenlijnen van het volume vast. Het programma vindt er zijn plek in, maar het gebouw kan later ook andere programma’s opnemen. De gevels faciliteren dit gebruik, en staan klaar voor latere aanpassingen.