In de buurt van Stuivenberg in Noord-Antwerpen vraagt een in aanblik vertrouwde 19e-eeuwse burgerwoning om een geheelrenovatie. De eigenzinnige perceelsvorm, waarbij een tweede tuindeel aanknoopt op een uithoek van de bestaande koer, is een bijzonderheid in het dense woongebied. Door eerst veel volume af te breken leggen we de kans op een in het center van het bouwblok verscholen groene stadsoase vrij. Deze biedt meteen zichtgroen voor iedereen en nodigt de buren in het bouwblok mee uit tot vergroening.
Op het scharnierpunt tussen beide perceelsdelen komt een nieuw enkellaags volume, dat twee onderkomen bouwlagen vervangt. De nieuwe leefkeuken maakt ook plaats voor een eerste deeltuin, een patiotuin, die lucht en groen invoegt tussen beide woningdelen. Vanuit het hoofdhuis verbindt een beglaasde meanderende gang de keuken met de rest van de woning. De overgang tussen het hoofdhuis en de nieuwe achterbouw wordt als een bewust moment ontworpen. Als een uitstap naar een vakantiewoning, met zichtbare houten constructie, kobaltblauwe keuken, houten schrijnwerk met de kleur van matgroene olijven en een natuuraluminium buitenbekleding die de planten van de tuin weerspiegelt. Mede door zijn compositie en materialen gedraagt het nieuwe volume zich meer als een tuinpaviljoen opgespannen tussen twee groene plekken omringd door begroeibare structuren.
Vanuit het binnengebied wordt maximaal zicht op groen gecreëerd voor alle buren. Het beperkte en lage nieuwbouwvolume krijgt een weelderig groendak alsof de tuinen een continue ruimte vormen met zwierig exotische palmen. Deze tuin draagt bij aan een opgezette en voortdurende reeks van tuinen in andere projecten en binnengebieden die ons samen herinneren aan de stad als ingenomen landschap.
Opdrachtgever: dhr. en mevr. Quanten-Lecok, Tuinontwerp; Jan Minne, Stabiliteit: BAST, Hoofdaannemer: GBS Bouw, Fotografie: David de Bruijn en Stijn Bollaert